Door Bob Snoijink
Hier
is eindelijk de spirituele evenknie van de krantenjongen die
het tot miljonair schopte: het ziekelijke, woordblinde achterbuurtjongetje
dat zich een half leven lang schaamde omdat hij niets was, realiseert
zich met een schok dat hij niets ís en wordt verlicht.
Hij heeft een plat Haags accent en de brutale oogopslag van Jan
Cremer. Eenmaal op zijn praatstoel houden de zinnen zijn gedachten
niet bij en struikelt hij over zijn tong. Door een levenslange
dyslexie gebruikt hij in drie uitspraken vier verkeerde woorden
en staat er per ongeluk op het inschrijfformulier van zijn cursus
'Ik eet wel/niet alleen vegetariërs' in plaats van vegetarisch.
Geteisterd door een onafgebroken stroom
ziekten en aandoeningen is hij als het spreekwoordelijke bleekneusje
opgegroeid in de Haagse spoorbuurt, die hij beschrijft als de
misdadigste wijk van Nederland en waarbij vergeleken de Schilderswijk
in de jaren zeventig een soort Bloemendaal zou zijn geweest.
Diverse klasgenootjes van de lagere school zijn inmiddels vermoord
en van minstens een weet hij dat hij een aantal moorden op zijn
kerfstok heeft. Hij ging op zijn veertiende van school omdat
zijn vader er met een ander vandoor ging, zijn moeder te trots
was om haar hand op te houden en hij voelde dat hij de verantwoordelijkheid
op zich moest nemen voor haar en zijn kleine broertje. Hij werd
onder andere loodgieter, metselaar, kraanmachinist, pedicure
en uiteindelijk maatschappelijk werker onder de jeugd waartussen
hij was opgegroeid: junkies, dieven en agressieve alcoholisten.
Hij was voor niemand bang, nam nooit een blad voor de mond, wond
iedereen om zijn vingers en werkte zich bijna letterlijk dood
in de radeloze waan dat hij de wereld om zich heen kon veranderen.
Maar van binnen was hij de vleesgeworden onzekerheid, bezeten
van doodsangst, vertrouwde hij niemand, was hij van jongs af
aan diep ongelukkig, totaal gedesillusioneerd en werd hij gesloopt
door maagzweren, leverkwalen, allergieën en andere aandoeningen.
Vragen over liefde die hem als een obsessie van kindsbeen hadden
achtervolgd bleven onbeantwoord, en de Liefde waarover hij in
boeken las bleek niet te bestaan. Op straat zag hij alleen het
grofste soort onrecht en hoogstens liefde die in haat omsloeg.
Pas na honderd vrouwen vond hij sex 'een beetje' leuk, maar hij
doet inmiddels al vijf jaar zonder omdat hij de kosten niet tegen
de baten vindt opwegen. Hij groeide op met een mes op zak en
het stille ideaal om als een wrekende Zorro de misdaad te lijf
te gaan.
Hij
zat gevangen in een gekkenhuis zonder uitgang. 'Ik had geen muziek,
godsdienst of cultuur om in te vluchten; alleen drank, dus was
ik hard bezig mezelf dood te zuipen en te roken.' Een bizarre
samenloop van omstandigheden bracht Jan van Delden in het begin
van de jaren tachtig bij een lezing van Wolter Keers, advaita
vedanta-leraar en een van de verlichten van eigen bodem (Zie
Onkruid 87). Jan werd zijn rechterhand en boezemvriend. Het was
een combinatie van uitersten: de erudiete topambtenaar bij de
EEG die drie vreemde talen vloeiend sprak en de volksjongen die
gebukt ging onder het feit dat hij geen enkel examen had gehaald
omdat hij niet wist of het mogen of mochen was, en deze 'mislukkingen'
met een schaamteloze brutaliteit compenseerde.
Dankzij Keers begreep Van Delden dat
het gekkenhuis waarin hij leefde toch een uitgang had en dat
hij altijd van mensen had gehouden, maar dat nooit als liefde
had herkend omdat hij naar de bril had gezocht die hij op zijn
neus had. Binnen twee jaar was hij verlicht. In zijn eigen woorden:
'Ik kreeg twee knallen. De eerste was het inzicht: Ik ben niks
en heb nergens iets mee te maken. De tweede was: Ik ben eruit.
' Na de dood van Wolter Keers in 1985 was diens spirituele coterie
ervan overtuigd dat Van Delden de fakkel moest overnemen, maar
hij verdween naar Frankrijk, trok hij zich langzamerhand volledig
uit de wereld terug en verbouwde ondertussen vrijwel eigenhandig
de overblijfselen van het middeleeuwse bisschoppelijk buitenverblijf
La Rousselie op een sprookjesplek in de Dordogne tot... Noem
het maar een klooster.
Sinds kort is hij uit zijn zelfgekozen
isolement gekomen om individuen en kleine groepjes belangstellenden
die daarom vragen met een korte, simpele aanpak naar de poort
van verlichting te brengen. Hij noemt die methode De Stoelendans
. Van Delden (48) heeft de aanpak zelf ontwikkeld, maar de wortels
reiken via Wolter Keers terug naar diens Indiase meesters Ramana
Maharshi en Krishna Menon.
Jan van Delden:
'Ik was dol op mijn opa. Maar voordat mijn oma hem leerde kennen,
was ze verliefd op een Duitse jongen die door de allereerste
bom die er in de Eerste Wereldoorlog viel om het leven kwam.
Voor haar was dat een traumatische ervaring, maar ik heb weleens
gedacht: het bewustzijn heeft het perfect geregeld, want anders
had ik die leuke opa niet gehad. Dat bedoel ik als ik zeg dat
het bewustzijn alles regelt en jij niets hoeft te doen.'
VERLICHTING
Wat is verlichting?
Jvd: 'De afwezigheid van iets anders dan jezelf.'
Is verlichting het eind of het begin
van een weg?
Jvd: 'Allebei. Verlichting is het eind van de heerschappij
van die herrieschopper, van de persoonlijkheid. Maar dan begint
het puinruimen. Het schilderijtje is weg, maar de witte plek
zit nog op het behang. Dat is de kleine stilte. De wiskundesom
is opgelost. Nu moet je hem gaan toepassen. Dat is geen activiteit
maar een kwestie van doorzien. Het eind is het besef dat er nooit
een schilderij heeft gehangen, dus ook geen vlek kan zijn, dat
er alleen maar een blanco muur is geweest: de Grote Stilte. Een
volledig verlicht mens is een echt mens, iemand die helemaal
zichzelf is en van wie jij dat ook mag zijn omdat hij weet dat
hij en jij hetzelfde zijn. Dat puinruimen kan lang duren. Het
heeft wel tien jaar geduurd voordat deze stoel leeg was. Maar
dat is bij iedereen weer anders.'
Puinruimen?
Jvd:
'Ik heb nog nooit meegemaakt dat iemand het pakte en meteen een
lege kamer was. Als ik vroeger over de golfbrekers liep, durfde
ik niet op een steen te gaan zitten. Was ik bang dat andere mensen
dat gek vonden. Dat is nu zo'n onzin dat ik het me niet meer
voor kan stellen. Dat soort dingen worden duidelijk. Maar dat
heeft niets met het geluk van het zien te maken. Dat is alleen
maar inzien dat je door niets wordt beperkt.'
Heb je nog meer voorbeelden van puinruimen?
Jvd:
'In het begin wilde het ego er nog mee vandoor. Je moet niet
vergeten dat ik mijn hele leven door een gigantische onzekerheid
werd achtervolgd waarvan alleen Wolter en ik het bestaan kenden.
Opeens dient zich een onwrikbare zekerheid aan. Een soort onkwetsbaarheid.
Er bleef een element dat zei: ''Ik weet het'' en dat die zekerheid
tot middelpunt maakte. Ik dacht bijvoorbeeld mijn zoekende vrienden
wel even over de streep te kunnen trekken, maar zo werkt het
niet. Het gevaar is dus dat er een element blijft dat zegt dat
jij het leven naar je hand kunt zetten. Ik kan best zien hoe
mooi La Rousselie is maar als deze plek me wordt afgepakt: mij
een biet. Als ik ga slapen verdwijnt hij ook. Er komt wel iets
anders. Maar dat was in het begin wel anders; toen deed ik van
alles om deze plek veilig te stellen. Je gaat het leven dus steeds
meer zien zoals het is, in plaats van hoe jij het zou willen.
In het begin ben je weliswaar onder de terreur van de persoonlijkheid
uit, maar je bent pas klaar als je echt kunt zien dat letterlijk
alles bewustzijn is, dat het bewustzijn, het Absolute of God
alles perfect regelt en de hoofdpersoon in jou conflictloos zijn
dagelijkse dingetjes kan doen. Ik weet niks, maar dat weet ik
wel verdomd zeker.'
Wanneer kun je zeggen dat je klaar
bent?
Jvd:
'Er blijft iets knagen. Odysseus had tegen het eind van zijn
reis een volmaakt leven bij de nimf Calypso kunnen hebben, maar
hij was ongelukkig want hij wilde naar huis. En zelfs toen hij
thuis was en één was geworden met zijn vrouw die
altijd al op hem had gewacht, bleef het nog knagen. Dus toen
hij had begrepen dat hij altijd al was geweest wie hij was, en
dat die hele reis in theorie niet nodig was geweest. Het slot
van de Odyssee is voor mij het langst onbegrijpelijk gebleven.
Hij moest van de goden zijn roeispaan naar een land brengen waar
de mensen niet wisten wat dat was, in de grond planten en achterlaten.
Die roeispaan is de schaduw van het ego dat denkt dat híj
die hele reis heeft afgelegd, en het begraven op die plek is
het besef dat alles van meet af aan een spel van het bewustzijn
is geweest waarin jij helemaal niets te zeggen hebt. Vrije wil
is een illusie.'
Wat?
Jvd:
'Vrije wil bestaat niet. Laat me niet lachen. Als vrije wil zou
bestaan, zou iedereen gelukkig zijn. Het enige waarin een mens
vrij is, is waar hij zijn aandacht plaatst. Op het niveau van
de persoonlijkheid is Kosovo afschuwelijk, niet te verdedigen.
Maar duik eens dieper. Je bevindt je aan de oppervlakte van de
oceaan: de golven botsen: Hé, kijk uit, daar heb je die
klootzak weer! Je ziet mij en ik zeg: Het is allemaal water.
Ja, mooi praten, ondertussen vermoorden ze elkaar. Maar dan neem
ik je mee, een paar meter dieper. Daar is het water stil: je
kijkt omhoog en ziet de golven van de oppervlakte. Oorlog is
water dat met zichzelf speelt, maar het is nog steeds hetzelfde
water. De golven zakken weer terug in het water. De hele taart
is God, is bewustzijn.'
Klinkt nogal passief.
Jvd: 'De verantwoordelijkheid ligt bij de wereld, niet
bij jou. Als er iets ergs gebeurt waaraan ik iets kan doen, zal
ik het niet laten. Zo niet, dan voel ik me niet verantwoordelijk.
Als een Hitler hier morgen aanklopt om te vragen of ik hem kan
helpen, zal ik hem wel de waarheid vertellen maar niet weigeren.
Hij heeft tenslotte ook zijn geluk en dat van een groepje blonde
blanken nagejaagd. Zo zorgt een moeder ook eerst voor haar kinderen,
dan voor haar familie, daarna voor de buurt, dan pas voor het
land en daarna wordt het al abstract. Ik ben verliefd op het
geheel. Eerlijker nog: ik ben verliefd op mezelf. Letterlijk:
het is het gevoel dat jij omschreef toen je vertelde dat je nog
weleens verliefd wilt zijn. Het leven heeft er een kleur bij.'
Het heeft toch iets afstandelijks.
Jvd: 'Maar het is totale betrokkenheid.'
Leg eens uit waarom wreedheid geen
wreedheid is en Hitler en Kosovo deel van het bewustzijn zijn.
Je wilt me toch niet vertellen dat je verliefd bent op Kosovo,
Hitler en ga zo maar door?
Jvd:
'Alles zit in mij: van hoeren tot Hitler tot God. Wat zal ik
dan nog oordelen? Jij hebt het over een voorpoot van de olifant,
ik over de hele olifant. Kosovo is een schouwspel van dromen.
Hitler, oorlog, alles zit op die droomstoel. Het mag er allemaal
zijn. Dat is het moeilijkst te begrijpen: dat ook dat bewustzijn
is. Ik zie het wel, maar wil er niets meer aan veranderen. Dat
is het verschil met vroeger toen ik als sociaal werker als een
gek de wereld wilde veranderen. Een roodborstje zingt mooi en
ziet er leuk uit, maar hij zal een indringer wreed verscheuren.
Een koekoek plundert andermans nest. Er is geen commissie die
zegt: Hé, dat mag niet. De wereld gaat zijn gang.
Er is geen veroordeling meer. Wat daar
in Kosovo gebeurt is voor jou niet anders dan bewustzijn dat
met zichzelf speelt. Dat hang je niet aan de grote klok want
dan word je uitgepoept, maar voor jezelf heb je de appel van
goed en kwaad uitgekotst. En dan blijk je weer in het paradijs
te zijn, waar je altijd al was. Het ego zwelgt op goed- en kwaad.'
Maar is er dan geen medelijden meer?
Jvd: 'Medelijden verandert in mededogen. Mededogen is
medelijden zonder emoties; het lijden is eruit. Veel mensen denken
dat je niet echt meer bent zonder emoties, maar dat is onzin.
Ik ben zonder emoties, punt. Maar ik hou van alle mensen omdat
ik weet wat liefde is. Wie geëmotioneerd is weet niet wat
liefde is. Die is verdwenen in zijn emoties. Hij is er niet bij
en ik wel.'
Heeft een verlichte geen verdriet,
chagrijn en pijn meer?
Jvd:
'Er is nog wel pijn, maar het lijden is eruit. Er is nog wel
verdriet, maar het overmant hem niet meer.'
Zijn met realisatie je angsten voorbij?
Jvd:
'Een verlichte ziet dat de hoofdrolspeler bang is. Ik heb een
vriend die gerealiseerd is en bang is voor honden. Hij loopt
elke dag hard. Als hij er een hond aan ziet komen, ziet hij nog
steeds zijn angst opkomen, maar hij loopt gewoon door.'
Het geluk van een verlichte lijkt
me niet het geluk van gewone stervelingen: het geluk omdat ze
ook ongeluk kennen.
Jvd:
'Nee, de hele mikmak gaat overboord: geluk, ongeluk, emoties,
gevoelens, de nare dingen maar ook de leuke. Het wordt één
bal gehakt. Verlicht zijn ís geluk. Het is wat we allemaal
zoeken, maar omdat het geen vorm of substantie heeft weet je
niet waar je naar zoekt. Je hebt het wel degelijk erváren,
want je kunt met geen mogelijkheid iets zoeken waar je geen enkele
weet van hebt. Tot je derde jaar was je het ook, toen er nog
geen belichaamd ik was.'
Wat gebeurde er toen?
Jvd: 'Toen
je leerde praten, zei je: ''Bobbie heeft honger.'' Je moeder
zei: ''Nee, jíj hebt honger. Kijk maar in de spiegel,
dat ben jij.'' Dat hoeft maar tien keer te gebeuren en de hypnose
is compleet. Je gaat het geloven en vanaf dat moment woon je
in je lichaam en denk je dat daar je ik zit - in de persoonlijkheid
- en dat die het middelpunt van het universum is.'
DE WEG
Wat is het belangrijkste vereiste
voor de weg naar realisatie?
Jvd: 'Gevoel voor humor. Als je niet om jezelf kunt lachen,
vergeet het dan maar. Maar net zo belangrijk is dat je jezelf
afvraagt of je dit wel wilt. Ga ik er systematisch aan werken
dat ik moeiteloos getuige van alles word? Dat er straks geen
Bob meer is? Wil ik die lege stoel wel? Dat maakt je ervan bewust
dat je dingen [Image] moet achterlaten. Als je nog het gevoel
hebt dat er iets in de wereld te verhapstukken valt, doe dat
dan eerst. Je moet elk moment dit hele gebeuren los kunnen laten.
Naarmate je meer gaat zien dat je er nu ook al los van bent,
zul je begrijpen: ik ben niet het visje maar het water. De inspanning
verdwijnt en dat mondt weer uit op: als ik er altijd ben, hoef
ik dus niets te doen. Het filmdoek hoeft zich niet in te spannen
om de film te volgen.'
Is verlichting goddelijke genade of
kun je ernaartoe werken?
Jvd: 'Alles is goddelijke genade, ook het ongeluk dat
je in je leven meemaakt, alleen ervaar je het op dat moment niet
zo. Maar als je het echt wilt, gebeurt het vroeg of laat. Als
je alles in je leven doet zonder dat het blijvende bevrediging
oplevert, dan zoek je dit.'
Wat kun je doen voor verlichting?
Jvd: 'Steeds meer het gedoe van die hoofdrolspeler, die
herrieschopper volgen: zijn woede, zijn geluk, zijn stemmingen,
wat hij doet, wat hij laat, zijn emoties, zijn geluk, zijn angsten,
zijn afhankelijkheid, zijn reacties, al die voorbijgaande dingen.
Steeds maar weer zien dat er maar één element eeuwig
hetzelfde blijft: datgene dat getuige is van alles, datgene waar
alles zich in afspeelt. Dat is de jij waar je naar op zoek bent,
zonder te weten wat je zoekt omdat het geen vorm heeft en omdat
je er geen enkele eigenschap aan kunt toekennen. Dat is het Zelf,
of noem het wat je wilt: God, of puur bewustzijn.'
Is dat alles?
Jvd:
'En die persoonlijkheid waarvan je dacht dat daar het ik huisde,
helemaal toestaan om die hoofdrolspeler te zijn zonder te willen
oordelen, ontkennen, verbeteren, of sleutelen. Ken uzelf en word
een beter mens zijn twee hoofdplichten in de vrijmetselarij.
Met dat tweede zijn een heleboel mensen bezig, het eerste wordt
nogal eens vergeten. Maar dat tweede is onmogelijk zonder het
eerste. Je moet namelijk eerst jezelf zijn voordat je een beter
mens kunt worden.'
Waar dient meditatie dan voor?
Jvd: 'Niet om aan je persoonlijkheid te sleutelen - want
daarmee kom je er niet - maar om die druktemaker een beetje plat
te krijgen.'
Een slaapmiddel?
Jvd: 'Nee, als voorbereiding om dit verhaal te leren zien.
Wat de stoelendans beoogt. Het gaat erom dat je die verlaten
Ik-stoel kunt toelaten en niet wordt afgestoten door die afschuwelijke
schijnbare leegte waar de meeste mensen op afknappen. De persoonlijkheid
wil alles behalve dat.'
Moet je mediteren?
Jvd: 'Je kunt het ook terwijl je werkt. Meditatie is zien
dat jij niet loopt, de wereld loopt in jou. Als je dat tegen
de mensen zegt, reageren ze met: ''Goh, fantastisch'', en ze
vergeten dat het bij hen net zo is.'
Je kunt zien: o, hij wordt moe, hij
is kwaad, hij is blij, etcetera.
Jvd:
'Precies. En hoe weet ik dat? O ja, ik zit hier, en niet daar
in die persoonlijkheid. Ik ben moeiteloos getuige van die hele
toestand. En je wordt niet gebiologeerd door die pijn, of die
onrust of wat ook. Als je de getuigende kant blijft, verdwijnt
de aantrekkingskracht van die druktemaker. Als Van Delden vroeger
ongelukkig was, had hij geen uitweg tot er weer iets gelukkigs
gebeurde. Nu blijft hij in die Ik-stoel zitten. Die heeft namelijk
nergens last van. Het doek wordt niet geraakt door de film, hoe
gewelddadig die ook is. Er komt een moment waarop het nooit meer
weggaat. Dan verbleekt alle schoonheid in de objectieve wereld
omdat je iets mooiers hebt gezien.'
Moeten zoekers zich op allerlei onaangename
verrassingen voorbereiden?
Jvd: 'Nee. Bij mijn gerealiseerde vriend is dat niet zo
geweest en hij heeft het helemaal gezien. Hij ''doet'' er niets
mee. Hij is zestig jaar, zit in de VUT, holt elke dag zijn rondje
om de plas, heeft een jonge vrouw en kinderen. Hij heeft jaren
in het jongerenwerk gezeten en hoeft niets meer van zichzelf.
Tegen mij zegt hij weleens: ''Wat een klotekarma heb jij, dat
je dit doorgeefwerk wilt doen.'' Er zijn geen standaardontwikkelingen.
Daarom zei ik: pas op met mijn voorgeschiedenis op te schrijven.
Dat is verneukeratief, want dan denkt iedereen dat het verschrikkelijk
moeilijk is. Ik ken een wat oudere huisvrouw die haar hele leven
niets aan persoonlijke ontwikkeling heeft gedaan, bij toeval
bij Wolter komt, hem hoort spreken en het meteen pakt. Ze was
meteen verlicht. Er is niets spectaculairs gebeurd en daarna
is ze gebleven om truien voor hem te breien.'
Kun je iets zeggen over 'doen' en
'niet-doen'? Een verlichte is toch geen luiwammes?
Jvd:
'Bij doen zit het denken in de weg. Ik bedenk nooit wat ik ga
zeggen, het rolt er allemaal moeiteloos uit: dat is niet-doen.
Jij doet de afwas maar je wilt eigenlijk iets anders: jij doet.
Je zegt toch ook niet: ''Ik groei haar?'' Maar het rare is dat
je wel zegt: ''Ik drink een kopje thee.'''
Verandert verlichting iets aan de
persoonlijkheid?
Jvd:
'Hooguit dat die persoonlijkheid helemaal mag zijn wie hij is.
In die zin verandert realisatie de persoonlijkheid op den duur
wel. Als bijverschijnsel, als het nodig is. Veel dingen verdwijnen
omdat ze opeens mogen bestaan, maar de grote lijnen blijven.
Ik heb mezelf nooit erg verwend. Ik was vijfentwintig voordat
ik eindelijk iets extra's voor mezelf kocht. Ik heb er bijvoorbeeld
net anderhalf jaar over gedaan om te besluiten een decoder te
kopen zodat ik Nederland op tv kan ontvangen. Die zuinige Jantje
zal wel blijven. Niets op tegen. Als ik alleen ben, ben ik stil
in mezelf. In contacten met mensen zie ik opeens een enorme druktemaker
naar buiten klappen die over zijn woorden struikelt en tien verkeerde
woorden gebruikt omdat hij woordblind is. Vroeger wilde ik die
veranderen, nu niet meer.'
Kan iemand verlicht zijn zonder dat
zijn omgeving het in de gaten heeft?
Jvd: 'Ja hoor. De vrouw van mijn beste vriend heeft niets
in de gaten. Wolter kende iemand die zelf zijn hele leven op
zoek was en pas na de dood van zijn vrouw uit haar dagboeken
begreep dat zij het had gezien. Zij zal nooit de behoefte hebben
gehad om het hem onder de neus te wrijven.'
Je voelt je geen goeroe, maar wat
ben je dan wel?
Jvd:
'Zeg het maar. Een vriend zonder voorwaarden. Ik ga liever naast
je zitten om je te vertellen dat het allemaal onzin is dan op
een verhoginkje. Uiteindelijk zijn we twee golfjes in dezelfde
oceaan die met elkaar babbelen. Ik weet dat jij bent wat ik ben.
Het woord goeroe heb ik heel lang niet uit mijn strot kunnen
krijgen. Wolter is voor mij alleen maar een vriend door dik en
dun geweest.'
Wat hebben verlichten met elkaar gemeen?
Jvd:
'Dat ze een lege woning zijn. Ze mogen bij elkaar naar binnen,
er is geen afweer. Ik kan wel functioneren, anders zou iedereen
over me heen lopen. Wolter werd door zoveel mensen uitgebuit
dat hij op het laatst van zijn leven uit armoe weer bij zijn
ex moest intrekken. Maar dat vond hij niet erg. Hij liet zich
gewoon alles afpakken. Mijn ex is naar een gerealiseerde gegaan
die een onmogelijk mens is. Een vreselijke despoot, maar zo gerealiseerd
als een biet. Die heeft ontdekt dat zijn persoonlijkheid zo in
elkaar steekt en dat laat hij helemaal zijn gang gaan. Het interesseert
hem geen moer. Daarom zijn alle gerealiseerden zo anders: het
enige dat ze gemeen hebben is dat ze weten dat ze bewustzijn
en niet die druktemaker zijn.'
Wat waren je eigen ideeën toen
je begon met zoeken?
Jvd:
'Een verlichte mag geen honger hebben, niet poepen, niet pissen,
geen sex meer hebben en zo voort, maar dat valt allemaal in duigen
want je bekijkt het alleen van de kant van de persoonlijkheid.
Het is de mentaliteit van kikkervisjes: die snappen niets van
wat zich onder de kikkers boven water afspeelt. Het zijn twee
gescheiden werelden.'
Ik had het idee dat schoonheid met
realisatie een grotere schoonheid wordt.
Jvd: 'Ja, alleen het is allemaal
bewustzijn geworden. Dát is het mooie. Eerst was Bobbie
een ouder wordend, aftakelend mannetje met een begin en een einde,
met het idee dat geluk nu is en het morgen misschien wel over
kan zijn, en nu is hij iets dat eeuwig blijft.'
En nooit bang hoeft te zijn dat het
weg zal gaan.
Jvd:
'Nee, haha! Hoe kan dat nou? Het is nooit weg geweest.'
Kan het leven nog vervelend zijn?
Jvd:
'Het leven kan nog wel klote zijn, maar voor wie? Je geeft nergens
meer de schuld aan, je gaat gewoon niet meer in die film mee.
Wordt het moeilijk en heb je de kans een stap opzij te doen,
dan doe je dat. Wordt het erg klote, dan verander je de situatie.
Ik had mijn huis verhuurd aan iemand die er een succesvol pension
van maakte. De man belazerde me alleen voortdurend. Ik met hem
praten. Hij ontkennen. Als iemand tien keer op je tenen gaat
staan en zegt ik sta niet op je tenen, geef je hem een duw. Ik
heb hem eruit gelazerd.'
Waarom is verlichting zo gewild, maar
wordt het zo zelden bereikt?
Jvd: 'De meeste mensen willen niet naar die lege stoel
kijken. Er is geen lol, geen friettent, geen enkel zintuig dat
daar bevredigd wordt. Je moet verzadigd zijn van de wereld. Hier
ligt de grootste drempel van de meeste zoekers. Velen staan om
de bron, maar bijna niemand gaat erin.'
De persoonlijkheid wil ervaringen.
Jvd:
'En zich niet afvragen waar ze vandaan komen. En helemaal niet
tot de conclusie komen dat het object geen ervaring geeft. Hij
zegt: ''Geen gezeik, ik voel dit kopje toch?'' En als je zegt:
''Ja, maar je voelt dat kopje niet, je voelt iets binnen in je,''
vindt hij het niet leuk meer. Ik voel niets buiten mezelf. Zo
lang je nog denkt dat geluk afhankelijk is van die bepaalde vrouw
of die bepaalde ervaring zul je het nooit vinden.'
We kunnen ook niet goed tegen eenvoud.
We zijn opgevoed met lange wegen, moeizaam zeulen, veel zitten,
veel...
Jvd:
'Veel van alles. Maar dat doen we allemaal omdat die lege stoel
er zo akelig uitziet. Leegte is aardig om 's morgens even op
te mediteren, maar de rest van de dag vinden de meesten het niet
meer leuk. Dat is omdat mensen er een object van willen maken
en dat is een eindeloos herhaalde fout.'
Moet je je psychische straatje helemaal
schoon vegen voordat realisatie mogelijk is?
Jvd: 'Het ego maakt er weer een berg van om tegenop te
zien. Je hoeft niet de hele RAI leeg te halen om te weten dat
het een lege ruimte is. Eén, twee, grote kraampjes verwijderen
is al voldoende, dan zie je dat die RAI geen kraampjes nodig
heeft om te zijn wat hij is. De rest gaat vanzelf. Wolter wist
dat deze vraag mij ook bezig hield: wat moet ik met die rotzooi
van m'n verleden? Op een dag komt hij de keuken in. Daar ligt
een berg troep. Hij pakt een papieren zakje, maakt het open,
kijkt erin, mompelt: ''Wat moet ik met die troep?'' Daarna deed
hij het weer dicht, gooide het terug op de hoop en liep de keuken
uit.'
Maar alle zoekers proberen zichzelf te
vinden door zichzelf te verbeteren. Jvd: 'Allemaal. Iedereen
gaat de mist in. Het geeft niet, het is een fase, maar je moet
er niet in blijven hangen en je er niet door laten afschrikken.
Je mag wel proberen om van het roken of van dwangmatige seksualiteit
af te komen, daar is niets op tegen. Maar het helpt je verlichting
geen steek verder. Wolter werd gek van de mensen die zeiden:
als ik geen vlees meer eet word ik zeker verlicht? Hij zei tegen
me: ''Begrijp je nou waarom ik rook en drink? Voor je het weet,
word je bestormd door mafkezen die denken dat verlichting komt
door spruitjes eten.'' Er is met geen mogelijkheid iets te bedenken
wat je kunt doen om verlichting te bespoedigen door middel van
de persoonlijkheid, behalve die persoonlijkheid op de juiste
stoel zetten. Het ego kan niet verlicht worden. Als je in die
waan verkeert, leef je in het sprookje van de ridder en de draak.
Voor elke kop die hij afsnijdt komen er twee in de plaats. Alleen
de ridder die erlangs rijdt blijft ongedeerd.'
Kun jij zien of mensen gerealiseerd
zijn?
Jvd: 'Wolter
zag meteen als er iets met iemand gebeurde. Dat is een kwestie
van aanleg, denk ik. Als ik even met iemand praat, merk ik het
gauw genoeg, maar ik kan me ook vergissen. Bij Wolter liep een
vrouw, ene Miep. Die zat me zo raar aan te kijken. Ik dacht eerst
dat ze me wilde versieren. Maar op een gegeven moment zit ze
me weer zo raar aan te kijken en zegt ze: 'Jij ziet het ook,
hè?' Ik ben jarenlang met Miep bevriend geweest. Toen
ik een keer in Holland was zei ze: ''Jan, ik ben bang dat ik
het toch niet helemaal heb gezien.'' Daar ben ik toen in mijn
naïviteit overheen gewalst. ''Joh, je zit even in een wolk,''
zei ik. Maar toen ik haar de volgende keer wilde opzoeken, was
ze dood.'
Kan 'het' weg zijn?
Jvd: 'De zon blijft altijd schijnen, maar er trekt weleens
een wolk voor.'
Kent iedereen momenten van zuiver
bewustzijn?
Jvd: 'Je bent vloekend aan het stofzuigen maar er komt
een moment dat het gedachteloos gaat en je opeens zegt: Hé,
het is klaar. Dan ben ''jij'' - die persoonlijkheid - er even
in verdwenen. Daarna komt die druktemaker terug om te zeggen
dat hij dat heeft gedaan, en je wilt niet inzien dat je natuurlijke
staat er is geweest, dat daarin zich het stofzuigen heeft afgespeeld:
je weet dat het heerlijk was, maar je kunt er geen etiket op
plakken. Als je klaarkomt tijdens het vrijen ben jij er ook even
niet. De meeste mensen vergeten dat het nou juist om díé
afwezigheid gaat: het vormloze bewustzijn dat er altijd, onveranderd
is.'
Dat wegzijn overkomt de meeste mensen
per ongeluk.
Jvd:
'Je oefent voortdurend door alles vóór je te plaatsen.
Die afstand is kunstmatig, want je zult zien dat hij niet echt
bestaat. De vervelende dingen, de leuke dingen. Dan verdwijnt
dat ik-gevoel uiteindelijk vanzelf. Als je niet kunt slapen en
zonder verzet naar een tikkende wekker luistert, is dat getik
opeens weg.'
Het verhaal gaat dat de eenvoudige
Nisargadatta in een deftig restaurant koffie zat te drinken met
zijn discipel Alexander Smit, gewend was zijn koffie van een
schoteltje te drinken, maar het niet durfde. Waarop Smit vroeg:
'Ben je nou verlicht, of hoe zit het?' Ik zou zeggen dat een
verlichte zich niets van dat soort dingen aan zou trekken.
Jvd: 'In deze omgeving doe en laat ik ook van alles om
geen storend element te zijn. Ik ben kampioen in het vermijden
van problemen. Ik herken ze van te voren en ga ze niet aan. Komt
er een leuk meisje dat met me naar bed wil, dan zeg ik: ''Sorry,
ik kan niet.'' Want doe ik het wel, dan heb ik morgen weer sores.
Als ik dan zeg: ''Nou het was leuk. Dag,'' zegt zij: ''Je houdt
toch wel van me?'' Dat wil ik niet, zij snapt dat niet, dus begin
ik er niet eens aan. Ik los problemen op als ze zich aandienen
omdat ik niet meer uit dat - zeg maar - ''lekkere gevoel'' van
thuiszijn weg wil. Je kunt het een vorm van superegoïsme
noemen.
Lex Smit had van nature overal schijt
aan. Kon hij ook niets aan doen, heerlijk. Iemand anders heeft
van nature geen schijt aan alles. Ik zou misschien gezegd hebben:
''Jammer hè? Dat je hier niet van een schoteltje kunt
drinken.'' Het is puur aanleg en heeft niets met verlichting
te maken. Verlichting verandert in principe niets aan de aard
van het beestje. Het is een standpuntsverandering: Jantje wordt
nooit meer de baas.'
Alexander Smit belde me op om me uit
te schelden voor een stukje dat ik in Onkruid over hem had geschreven.
In mijn ogen was er niks mis mee. Ik werd woest. Wat een ijdeltuit,
dacht ik.
Jvd: 'Het doet er niet toe waarom Lex je belde. Uit gekwetste
ijdelheid, om je te testen, dondert niet. Wel waarom jíj
woest werd.'
Journalisten zijn zo gevoelig over
hun stukjes.
Jvd: 'Precies. Dat hoort allemaal bij het puinruimen.'
Wordt een verlichte automatisch goed
in wat hij doet? Is een gerealiseerde politicus automatisch een
goed politicus?
Jvd: 'Als je gerealiseerd bent, word je als neveneffect
beter in wat je natuurlijke aanleg is, omdat er elementen verdwijnen
als angst om fouten te maken. Ik ben nog steeds woordblind, want
dat is een bewezen hersenafwijking. Ik schrijf en praat nog steeds
belabberd, maar minder erg dan vroeger omdat het me nou worst
zal wezen wat de mensen van me denken.'
LIEFDE
Is liefde 'in de wereld' echt onvindbaar?
Jvd: 'Het is heel zeldzaam en broos. Ik ken een stel dat
echt van elkaar houdt en dat vind ik prachtig om te zien. Dat
is zeldzaam. Genade. En heel breekbaar. Er kan van alles gebeuren
wat er een eind aan maakt. Als kind was ik geobsedeerd door alles
wat er mis kon gaan, en mis ging. Als mijn vader zich elektrisch
schoor, dacht ik hij kan een schok krijgen en doodgaan. Ik zag
nooit liefde: van jongs af aan zag ik alleen maar bedrog.'
Je noemt het Absolute ook liefde.
Jvd:
'Het is pure liefde. Kennen in de puurste vorm is de zuiverste
vorm van liefde. Als je bij het kennen blijft en nooit meer naar
het gekende gaat, ben je in staat om van alles en iedereen te
houden. Dat was altijd al zo. Jij doet het eigenlijk ook al.'
Nee hoor, ik heb mijn voorkeuren.
Jvd: 'Die zijn je door alle teleurstellingen van vroeger
aangeleerd. Op de kleuterschool ging jij net zo makkelijk met
die om als met die. Die voorkeuren zijn van later. Als je alles
wat je is aangeleerd aftrekt, blijft dat over wat je bent.'
Is de liefde van een moeder voor een
kind niet de ware liefde omdat hij niets terug verlangt?
Jvd: 'De
liefde van een moeder voor een kind is niet de ware liefde. Niet
dat het niks voorstelt, maar het is niet de echte omdat het nog
haat in zich draagt: Ik hou wel van mijn kind maar niet van de
buurvrouw. Het is liefde die verdeelt en een Kosovo voortbrengt.'
DOOD
Als ik doodga, wat blijft er dan van
me over?
Jvd:
'Er is alleen maar bewustzijn. In dat bewustzijn verschijnt Jantje.
Jantje gaat dood. Het bewustzijn bespeurt opeens dat er een Keesje
in hem verschijnt. Jantje en Keesje hebben niets met elkaar te
maken. Daarmee is de hele reïncarnatieleer boem, plat. Het
geloof in reïncarnatie is gebaseerd op de hoop dat er iets
van de persoonlijkheid overblijft, of de angst dat je die kwijtraakt.
Jantje en Keesje hebben alleen gemeen dat ze ongeboren bewustzijn
zijn, dat nooit komt of gaat. Er is niets anders dan bewustzijn.
Die pen, dat papier, dit huis, deze beweging, ik, jij: er is
niets anders dan bewustzijn.'
Het is net of ik de essentie van dit
verhaal niet durf te omhelzen omdat het zo groots is.
Jvd: 'Omdat je je altijd zo klein hebt gevoeld. Het duurt
een tijdje voordat je toelaat dat je God bent. Geen persoonlijke
God, en dat moet je dus heel goed blijven zien. We zijn als water
op zoek naar zijn natheid. Geniet ervan. Kijk met verbazing naar
het gigantisch wonderbaarlijke wezen dat je bent.'
Twee knallen: inzicht en
overgave
Jan
van Delden had religieuze ervaringen altijd weg gehoond, maar
toen er zich in 1976 in korte tijd twee aandienden, was de wissel
in zijn leven om. Hij was voor het eerst lichamelijk ingestort
omdat hij zich in het open jongerenwerk over de kop had gewerkt:
hij was niet alleen in het buurthuis waar hij werkte omringd
door het puin van de samenleving, in zijn eigen huis bewoonde
hij zelf maar een klein hoekje omdat de rest ook met 'kneusjes'
was gevuld. Vrije tijd bestond niet. Maag en lever hadden het
vrijwel begeven.
Hij
reisde met zijn toenmalige vriendin Mieke door Frankrijk en bezocht
de hermitage van St. Germain de Taillarde aan het meer van Annecy:
daar had een ridder in de middeleeuwen zestig jaar in een grot
gemediteerd. De grot ging vol met geschreven bedankjes en toen
hij met zijn vriendin in de stromende regen naar een nabij kapelletje
klom dat vol hing met wandelstokken, vertelde de priester die
toezicht hield dat de bedankjes en stokken afkomstig waren van
zieken die genezen waren dankzij de mysterieuze krachten van
de plek. 'Dat is iets voor jou, Jan', zei Mieke die het een en
ander voor hem vertaalde.
Van Delden: 'Ik was zo cynisch als de pest, want ik vond
alle godsdienst maar gehuichel. Die priester kon trouwens zijn
ogen niet van haar borsten afhouden. Ik zei tegen het altaar:
''Nou, genees mij dan ook maar, lul''. Maar 's avonds in de tent
begon ik al rare tintelingen in de buurt van mijn lever en maag
te voelen en op de terugreis naar Nederland ging ik me steeds
beter voelen. In de Jura sloegen we onze tent bij toeval weer
op bij zo'n bedevaartsplek en later in de auto hoorde ik een
stem in mijn kop zeggen dat ik aan yoga moest gaan doen.'
Terug in Den Haag prikte Van Delden in het telefoonboek en op
het tweede nummer werd opgenomen. Hans Meyer werd zijn eerste
yogaleraar en liet hem kennis maken met het mystieke erfgoed
van het oosten, zoals de Oepanisjads en de Bhagavad Gita die
hij verslond maar slechts half begreep. Voor het eerst van zijn
leven had Van Delden het gevoel dat er een uitweg was uit het
gekkenhuis waarin hij woonde.
'Shiva danst stilstaand met zichzelf. Ik begreep
niks van die tekst, maar had wel het gevoel van: als ik dat snap,
ben ik er. En dat is uitgekomen.' Met de overgave die Van Delden
eigen was stortte hij zich op de alternatieve levenswijze die
hij altijd had verfoeid: hij liet zijn haar groeien, gaf het
roken en drinken op, werd vegetariër, omhing zich met kralen
en mediteerde zich suf. Zijn gezondheid verbeterde maar hij bleef
kwakkelen. In het begin van de jaren tachtig nam een vriendin
hem mee naar een Tai Chi-weekeinde waar iemand hem plompverloren
zei dat hij wel kon zien dat Van Delden een jnani was, dus een
yogi die de weg van het intellect volgt. Van Delden was stomverbaasd
dat iemand dat kon zien. De man maakte hem attent op een lezing
van Wolter Keers en Jan schreef zich in.
'Toen ik binnenkwam in de Hoorneboeg in Hilversum, zat daar een
ouwe vent te roken en een borrel te drinken en vieze moppen te
vertellen aan een juf in een plooirok. Ik wilde rechtsomkeert
maken, maar was heel zuinig, dus ik dacht: ik heb ervoor betaald,
ik blijf. Wie schetst mijn verbazing toen die rokende vent van
die vieze moppen op het podium klom en Wolter Keers zelf bleek
te zijn.' Maar de vooroordelen verdwenen als sneeuw voor de zon
toen Keers het woord nam. En van Delden was verkocht toen hij
tijdens de rondvraag opstond en aan Keers vroeg: 'Hoe komt het
dat ik niet weet wat liefde is?'
Van
Delden besefte pas veel later dat hij met die kernvraag net zo
goed het hart van Wolter Keers had gestolen als de advaita vedanta-leraar
het zijne met zijn antwoord. Keers zei: 'Omdat liefde het enige
is dat je niet kunt zoeken. Dat bén je.'
De band was gesmeed. Al bij de volgende bijeenkomst vroeg Keers
aan Van Delden of hij zin had na afloop een pannenkoek met hem
te gaan eten. Van Delden voelde zich Sneeuwwitje die ten dans
was gevraagd door de prins. 'Ik weet niet of jij wel te helpen
bent,' zei Keers aan tafel. 'Jij bent zo'n schijnheilige,' doelend
op Van Deldens ascetische levenswijze. Prompt ging hij weer roken.
Het duurde niet lang of hij was de rechterhand van Keers en hij
week zo weinig mogelijk van diens zijde.
'Ik had altijd het gevoel gehad dat een echte meester de waarheid
zonder woorden moest kunnen overdragen. Bij Wolter was dat zo.
Spirituele gesprekken waren er zelden. Onderricht was er niet.
Ik kreeg alleen op mijn donder als ik de egoïsten in zijn
omgeving op de vingers tikte: ik had me niet met anderen te bemoeien.
Hij had altijd lui over de vloer die misbruik van hem maakten,
die van hem aten en dronken en niets terug deden. Ik was een
soort huisknecht. Hij werkte ook aan mijn afweer. Ik kon me vreselijk
ergeren als hij in winkels ouwehoerverhalen stond af te steken
tegen de caissière of tegen zomaar iemand. Als ik erbij
stond, gooide hij er nog een schepje bovenop. Ook wilde hij altijd
mensen uit de kleren hebben om een foto van ze te maken. Dat
is een hele goeie om je afweer af te breken. Dan moest je mee
naar een park, je kleren uittrekken en maakte hij een foto. Nooit
van z'n leven, dacht ik. Zeker waar andere mensen bij zijn. Het
was het ergste dat ik me kon voorstellen. Maar het is hem uiteindelijk
toch gelukt.
Het
merkwaardige is dat ik kort nadat ik dat had gedaan die eerste
knal kreeg. Het was bij hem thuis. Het was weer een drukte van
jewelste en we zouden net aan tafel gaan. Ik weet nog dat ik
even een beetje in mezelf was, weet je wel. En me realiseerde:
Hé! Ik ben dus niks. En als ik niks ben, heb ik nergens
wat mee te maken. Het stelde weinig voor. We moesten aan tafel.
Ik loop naar de tafel en net toen ik wilde gaan zitten, drukt
Wolter zo een brandende sigaret op mijn hand. Hij had gezien
dat er iets bij me was gebeurd. En dat wilde hij verankeren.
Had hij dat niet gedaan, dan was dat inzicht zo weer vervluchtigd.
Het is wat zenmeesters doen als ze een leerling een hengst met
een stok geven. Dat met die sigaret was niks voor Wolter. Hij
had gewoon geen stok bij de hand. Het koddige was: er zaten twee
van die egoïstjes aan tafel en die wilden meteen dat Wolter
dat ook bij hen deed. ''Ja hoor, jongens,'' zei Wolter. ''Kom
maar hier met je hand.'' Hahaha. Die begrepen er niks van.'
De
tweede 'knal' speelde zich nog geen anderhalf jaar later af,
begin juni 1983. Van Delden deed eindexamen aan de sociale academie
in Rotterdam. Zijn scriptie ging over non-dualisme en zijn ervaringen
bij Wolter Keers. Hij kreeg zijn diploma, zakte direct in wat
hij 'de natuurlijke staat' noemt en wekenlang voelde hij zich
als een kind in het paradijs. 'Ik was eruit. Ik reisde naar de
nudistencamping in het Franse Montalivet waar Wolter 's zomers
altijd een week of zes met een groepje doorbracht. De hele reis
ging vanzelf. Ik kan me nog herinneren dat ik onderweg een homo
tegenkwam die alles voor me deed. Die viel zeker op me. Ik heb
niets met homo's maar liet me alles lekker aanleunen. Toen ik
op de camping kwam, werd ik verwelkomd door Wolter, die breed
stond te grijnzen, een fles champagne opentrok en zei: ''Je bent
er. Blijf daar.'' Zelfs in die verrukkelijke staat zag ik nog
één gedachte voorbijkomen: Is dit nou alles?
In mijn geval was dat diploma superbelangrijk: ik had nooit iets
bereikt in de wereld en nu wel. Toen ik het had kon iets in mij
zich helemaal ontspannen. Daarom zeg ik altijd tegen zoekers:
Wil je nog iets in de wereld, doe dat dan eerst.'
Jan van Delden was verlicht. Hij had begrepen waarom Shiva stilstaand
met zichzelf danst: de persoonlijkheid blijft zijn dansje doen,
gadegeslagen door zijn roerloze meester, het Zelf.
Adres: Ass. Arti et Gaudio o La Rousselie,
24580 Plazac , tel: 0033-553501966,
fax: 0033 553511508, E-mail: Jan.Van-delden@wanadoo.fr
|