Elke ontsnapping gedoemd te mislukken
Onderstaand interview met Alexander
vond plaats in 1988. Dat lijkt een eeuwigheid geleden. Voor mij
was het de tijd van de naweeën van een spirituele zoektocht
waarbij generatiegenoten uit alle delen van de wereld massaal
naar nieuwe wegen en dimensies van religieuze beleving zochten
en in contact kwamen met de tegenstellingen tussen West en Oost.
We hadden nieuwe begrippen en idealen, waarden en normen geleerd.
Overal ontstonden 'spirituele' leefgemeenschappen; we bouwden
aan een 'nieuwe wereld' die weer ineenstortte, zoals altijd en
steeds weer. In geschreven of vertaalde teksten werden woorden
als Guru of Leermeester of Hem en Haar met Hoofdletters geschreven
en werden Hij of Zij aanbeden en bejegend als een Godheid, zoals
dat nog steeds gewoonte is in India en in de haar omringende
landen.
Ik merk nu, anno 2001, dat mijn
vraaggesprek met Alexander die tijdgeest reflecteert. 'Het lijkt
nu ouderwets' schrijft Sietske Roegholt als reactie op een brief
van mij 'om zo over leraren te denken die immers tegenwoordig
allemaal eerder een vriend willen zijn of nog zo jong zijn in
hun al dan niet complete realisatie...' We vinden allebei dat
er een andere tijd is aangebroken, die van de totale demythologisering
van de leraar. Sommigen juichen dat toe, anderen houden hun hart
vast. Gooien we het kind met het badwater weg? Zijn er wellicht
niet genoeg mensen van het kaliber van een Nisargadatta onder
ons op dit moment? Vragen zonder antwoord. Wie het weet mag het
zeggen.
Een van de redenen dat dit interview
nooit eerder openbaar gemaakt is, was omdat Alexander mij altijd
geleerd heeft dat leerlingen nooit zouden moeten weten hoe hun
leermeester tot helderheid kwam; het zou hen op ideeën brengen
over hoe 'het' dient te gebeurten. Nu, 3 jaar na zijn dood, merk
ik twee dingen op: er staat bijna dagelijks ergens ter wereld
een nieuwe leermeester of leermeesteres op en b. ze spreken bijna
allemaal openlijk over hun realisatie. En de zoekers? Zo langzamerhand
zijn die er op een volwassen manier van doordrongen dat 'het'
slechts een 'gebeurtenis' is die daarenboven net zoveel vormen
aanneemt als er mensen zijn.
Wat Alexander had voorzien, is
allang 'werkelijkheid', hoe erg hij dat ook zou vinden: het Westen
heeft zich op het gebied van de Oosterse religieuze beleving
veel eigen gemaakt. Het ligt in de aard der dingen dat deze nieuwe
bloem er kwam, want zo moet het gaan, zo is het en zo zal het
altijd zijn in het Spel van Bewustzijn.
Belle Bruins 21.10.2001
In gesprek met Alexander
Smit.
Foto: Alexander
als 25 jarige.
September 1988.
Locatie: de keuken van zijn huis aan de Prinsengracht in Amsterdam.
We waren bezig met het
doornemen van de vertaling van THE NECTAR OF THE LORD'S FEET
(Nederlandse titel ZELF-REALISATIE) van zijn leermeester Sri
Nisargadatta Maharaj en hij wilde ter afwisseling best eens een
'interview' doen, als een soort oefening. Het interview heeft
een computercrash, inbraken en diefstal overleefd, want gelukkig
had ik de band indertijd al uitgetypt en geprint. Die heb ik
jarenlang als een schat bewaard. Tot nu.
Alexander leerde Nisargadatta kennen
in september 1978. Begin september van hetzelfde jaar was Jacques
Lewensztain (leraar Yoga) in India geweest en kwam terug met
het boek I AM THAT en tapes van Nisargadatta.
Alexander: Dat boek kwam in handen
van Wolter Keers. Die was er erg blij mee, want na het sterven
van Krishna Menon (Wolters leermeester) had hij niet meer zoiets
puur advaitisch gehoord. Nadat Wolter het boek had gelezen, besloot
hij het te vertalen en uit te geven 'want dit is zo ontzettend
goed'.
Wolter gaf mij het boek onmiddellijk en ik was er heel erg door
aangedaan. Toen kwam er een artikel in Panorama of De Nieuwe
Revu: GOD HEEFT GEEN TANDEN. Een slecht geschreven verhaal door
die jongen die Showroom deed (TV). Een levensgrote foto over
twee pagina's van de kop van Nisargadatta. Dat was eigenlijk
mijn eerste kennismaking met Nisargadatta Maharaj.
Wolter had toen al gezegd: ik kan niets meer voor jou doen. Je
hebt iemand nodig, maar ik zou niet weten wie. Maar toen hij
I AM THAT gelezen had, zei hij: 'Als ik je een advies mag geven,
ga onmiddellijk daarnaartoe.' En dat heb ik gedaan.
Wat zocht je?
Ik zocht niks meer. Ik wist alles. Maar als je me echt vroeg
wat ik begrepen had, dan zou ik gezegd hebben: ik weet het eigenlijk
niet. Iets essentieels weet ik niet. Er zat een soort blinde
vlek in me waar niemand raad mee wist. Krishnamurti wist daar
niets op te zeggen. Bhagwan was voor ons in die tijd niet iemand
waar wij naartoe zouden gaan, althans niet voor dit soort zaken.
Da Free John was het ook niet. In die tijd waren dit de mensen
die bekend waren. Ik had een blinde vlek. En het typerende van
een 'blinde vlek' is dat je niet weet wat het is. Je weet alleen
dat als je heel eerlijk zou zijn, als je werkelijk tot op de
bodem zou gaan bij jezelf, dat je het raadseltje niet had opgelost.
Voor het eerst in
Bombay?
Een trappetje naar boven, naar
een zolderkamer. Eerst kwam mijn kop en het eerste wat ik zag,
was mevrouw Satprem en Nisargadatta. Er waren misschien drie
of vier mensen.
'Hier ben ik,' zei ik. En hij zei: 'So, finally you came.'
Ja, dat zeggen ze allemaal, dat heb ik later gehoord, maar voor
mij was het voor het eerst dat ik dat hoorde.
Ik had wel het gevoel toen ik binnenkwam dat het nu echt ernst
was. Nu is er geen ontsnapping meer mogelijk. Hier gebeurt echt
iets.
Ik had natuurlijk al heel wat van die mensen ontmoet: Krishnamurti,
Jean Klein, Wolter, Swami Ranganathananda, Douglas Harding en
ook Indiërs, minder bekende figuren en voor Ramana Maharshi
en Krishna Menon was ik natuurlijk te jong. Die zijn in de vijftiger
jaren overleden. Toen was ik 7 of 8 jaar. Dat is geen leeftijd
om je met die dingen bezig te houden.
In die tijd gold voor ons: wachten op een levende leermeester.
En ik had heel sterk het gevoel dat hij de man was die ik zocht.
Hij vroeg of ik getrouwd was, wat ik deed, waarom ik naar India
gekomen was.
Wat wilde je precies van hem?
Zelf-realisatie. Ik wilde weten hoe het in elkaar zat. Ik zei:
'Ik heb gehoord dat u de grootste egokiller bent die er bestaat.
En dat wil ik.' Hij zei: 'Ik ben geen killer, ik ben een diamantslijper.
Jij bent ook een diamant, maar je bent een ruwe diamant en je
moet nog geslepen worden en je kan alleen maar geslepen worden
door een zuivere diamant. En dat is heel precies werk, want als
je dat verkeerd doet, valt ie in honderd stukjes uiteen en heb
je niets meer over. Heb je vragen?
Ik zei dat Maurice Frydman de doorslaggevende reden was van mijn
komst. Frydman was een vriend van Krishnamurti. Die logeerde
altijd bij Frydman en Frydman was van plan al het vroegere werk
van Krishnamurti uit te geven bij Uitgeverij Chetana in Bombay
en hij had van meneer Dikshit (de uitgever) gehoord dat er in
Bombay iemand was die Frydman moest ontmoeten. (I AM THAT was
uiteraard nog niet uitgegeven want Frydman moest Nisargadatta
nog ontmoeten). Frydman ging ernaartoe met zijn gebruikelijke
sceptische ideeën. Hij kwam daar binnen en binnen twee weken
was hem duidelijk wat hem nooit duidelijk was geworden bij Krishnamurti.
En toen dacht ik: als het bij Frydman in twee weken duidelijk
is, hoe zou het dan met mij gaan?
Dat vertelde ik aan Nisargadatta en hij zei: 'Dat zegt niets
over mij, maar het zegt alles over Frydman.' En hij zei ook:
'Mensen die Krishnamurti niet begrijpen, begrijpen zichzelf niet.'
En dat vond ik heel mooi, want bijna alle guru's die ik kende,
kraakten altijd iedereen af. Het leek of hij mij wilde ontspannen.
Hij lanceerde geen provocaties. Ik kon ontspannen, want je begrijpt
dat het uiteraard een nogal spannende toestand was daar.
Hij zei: 'Heb je vragen?'
Ik zei: 'Nee.'
'Wanneer ga je komen?'
'Als u mij toestaat, elke dag.'
'Dat is goed. Kom maar tweemaal per dag. 's Morgens en 's middags,
voor de lezingen en dan zien we wel hoe het gaat.'
Ik zei: 'Ja, en ik ga niet weg voordat het duidelijk is.'
Hij zei: 'Dat is goed.'
Was het waar?
Ja. Zonder meer. Want wat hij deed in twee minuten maakte
hij duidelijk, waar je ook mee kwam, dat de kennis waar je mee
kwam niet van jou was. Dat het uit een boek was, dat je het geleend
of gejat had of dat het fantasie was, maar dat je eigenlijk niet
in staat was een directe waarneming te hebben, a direct perception,
direct te kijken, onmiddellijk, zonder mediator, zonder zelfbewustzijn.
En daar schrok ik verschrikkelijk van. Want alles wat je zei
werd op een brute manier afgekapt.
Wat gebeurde er precies met
jou?
De tweede dag vroeg hij of ik wat te vragen heb. Toen begon ik
op een min of meer romantische manier een vraag te stellen over
reïncarnatie. Ik vertelde dat ik altijd een binding met
India had, dat toen ik het woord 'India' voor het eerst hoorde,
dat een shock voor me was, dat ik me erg thuisvoelde in India
en dat het woord 'yoga' als een bom insloeg toen ik het een keer
hoorde op TV en ook het woord 'Brits Indië', alsof een hond
z'n baas hoort fluiten. En, vroeg ik, zou het misschien betekenen
dat ik in vorige levens in India gewoond heb? En toen begon hij
in het Marathi ongelofelijk te schelden en opgewonden te doen
en dat duurde minstens tien minuten. Ik dacht my god wat krijgen
we nou? Die vertaler was het kennelijk gewend want die zat er
heel rustig bij en toen Maharaj klaar was vatte de vertaler het
samen: 'Maharaj vraagt zich af of u wel serieus bent. Gisteren
kwam u hier en u wilde zelf-realisatie, maar nu komt u aan met
vragen die thuis horen op een fröbelschool.'...
Zo werd je gedwongen ongelofelijk alert te zijn. Alles telde
heel zwaar. Binnen een paar dagen werd me duidelijk dat ik echt
helemaal niets wist. Dat alles wat ik wist, dat alle kennis die
ik verzameld had boekenkennis was, dat het tweedehands was, dat
het aangeleerd was, maar dat ik vanuit mezelf niets wist.
Ik kan je verzekeren dat dat wel de nodige dingen in beweging
zette. En zo ging dat elke dag! Waar ik ook mee kwam. Of ik een
intelligente vraag stelde of een domme vraag maakte absoluut
geen enkel verschil. En de ene dag beweerde hij dit en de andere
dag beweerde hij het tegenovergestelde en de dag daarna draaide
hij het nog een keer om hoewel dat eigenlijk niet kon. Enzovoort,
tot ik al observerende in de gaten kreeg waarom dat was en dat
was een heel wonderlijke realisatie. Waarom probeer ik steeds
om alles in concepten te proppen, om alles te begrijpen via het
denken of in de gevoelssfeer?
En hij gaf me tips hoe ik op een andere manier naar de dingen
kon kijken. Echt kijken dus. En toen werd het me duidelijk dat
het gewoon geen enkele zin had om jezelf dat wat je dan
jezelf noemt op zo'n manier te bezien of te beschouwen
of zelfs niet te beschouwen. Dat was een absolute ondermijning
van het zelfbewustzijn, zoals een termiet een stoel opeet. Op
een gegeven moment is het zaagsel. Het ziet er nog wel uit als
een stoel, maar het is geen stoel meer.
Leidde dat tot je realisatie?
Hij bleef aan de gang op die manier. En toen kwam er een moment
dat ik er schoon genoeg van had. Echt zo schoon genoeg dat ik
... ik zal niet zeggen kwaad werd, maar er vond een verschuiving
plaats, een accentverschuiving van alle autoriteit buiten mij,
met inbegrip van Nisargadatta, naar een autoriteit binnen in
mijzelf. Hij was aan het praten en op een gegeven moment zei
hij 'niemand'. Hij zei: 'Er is hier natuurlijk niet iemand die
praat.' Dat werd me teveel. En ik zei: 'Als je dan niet praat
waarom hou je je mond dan niet? Waarom dan nog iets zeggen?'
En het leek wel of hij daarop gewacht had. Hij zei: 'Wil je dat
ik niet meer praat? Is goed, dan praat ik vanaf nu niet meer
en als mensen iets willen weten, dan gaan ze maar naar Alexander.
Vanaf nu wordt er niet meer vertaald, vertalers hoeven niet meer
te komen, er wordt geen Engels meer gesproken. Er wordt alleen
nog maar Marathi gesproken en als mensen problemen hebben gaan
ze maar naar Alexander want die schijnt hier alles te weten.'
En het gedonder met de anderen, de slijmjurken en de slijmballen
die zeiden dat ik m'n excuses moest aanbieden! Van m'n leven
niet. Ja, je kan je excuus niet aanbieden aan een niemand hè?!
En tegen mij zei hij: 'En jij, jij kan hier niet meer komen.'
En ik: 'Hoezo kan ik hier niet meer komen. Hou me maar eens tegen.
Ben je helemaal besodemieterd.' En de vertalers waren daarover
helemaal over hun toeren natuurlijk. Ze zeiden dat zoiets nog
nooit vertoond was. En hij was kwaad! Niet te geloven zo kwaad!
En de geschenken die ik voor hem had meegebracht gooide hij voor
m'n voeten en hij zei: 'Niets wil ik van jou. Nothing from you
I want.'
En dat gaf de doorslag, want toen
gebeurde er iets, er was geen denken want ik was ... die autoriteitsverschuiving
had plaatsgevonden. Zoals ik het ervoer kwam er van alle kanten
van alles op me af: de logica, het verstand, het intellect van
de ene kant en tegelijkertijd van de andere kant het hart, de
gevoelens en alle fenomenen, al het gemanifesteerde kwam allemaal
regelrecht van alle kanten tegelijk op me af naar een absoluut
centrum waar de boel explodeerde. Knal. Niet te geloven. Daarna
was het duidelijk voor me ...
De volgende dag ging ik er gewoon naartoe. Er was wel een lezing,
maar er werd inderdaad geen Engels gesproken. Ik kan je verzekeren
dat de spanning te snijden was, want ik was de schuldige natuurlijk.
Dat wou hij me in de schoenen schuiven en die vertalers zaten
er gewoon een beetje bij. Er werd zelfs niet gesproken. En de
dag daarna waren er niet eens lezingen. Kwam ie eraan met de
auto, reed weg toen hij mij zag en ging naar de bioscoop ...
Toen heb ik hem een brief geschreven. Twaalf kantjes. In perfect
Engels. Die brief heb ik laten brengen. Ik vond dat het nu de
spuigaten uitliep. Ik heb alles opgeschreven. En zijn antwoord
was: laat hem morgen om 10 uur komen. En die dag las hij mijn
brief voor en zei: 'You understood. Deze confrontatie was nodig
voor de eliminatie van dat zelfbewustzijn. But you understood
completely and I am very happy with your letter and nothing happened.'
Dat luchtte de zaak natuurlijk wel op. Hij vroeg of ik nog langer
wilde blijven. 'Vanuit deze situatie, die op 21 september 1978
plaatsvond, wil ik in liefde hier zijn.' En hij zei: 'Dat is
goed.' Vanaf die dag heb ik alle gesprekken bijgewoond en ook
af en toe vertaald als er bijvoorbeeld Spanjaarden kwamen of
Fransen of Duitsers die slecht Engels verstonden. Ik was toen
zo'n beetje een hulpje.
Je past dus echt dezelfde methode
toe als hij: het elimineren van het zelfbewustzijn tot op het
bot en de mensen hun vereenzelvigingen laten zien. Was dat zijn
methode?
Ja. Het valse als het valse herkennen en daarmee de waarheid
geboren laten worden. Maar het wonderlijke was, het basisdilemma
van MIJ en als ik 'mij' zeg bedoel ik in zekere zin iedereen,
dat je je op een gegeven moment afvraagt: waar ik voor gekomen
ben, blijkt dus iets totaal anders te zijn dan wat ik dacht.
Iedereen heeft ideeën over deze kwestie en ik had in de
verste verte niet vermoed dat de Verwerkelijking daarvan iets
dergelijks zou zijn. Dat ten eerste. Ten tweede blijkt dat je
op een gegeven moment min of meer voor de keuze staat om je zelfbewustzijn
te handhaven uit trots, arrogantie, intellect. En de functie
van de Guru, de vaardigheid waarmee hij de vluchtwegen van de
discipel tot de wezenlijke zelfconfrontatie kon afsluiten, was
bij hem ongehoord, althans in mijn geval. En voor mij was dat
de doorslaggevende factor. Want als er een mogelijkheid was geweest
om te 'ontsnappen' had ik dat zeker gedaan. Als een dief die
toch nog probeert 'm te smeren.
Zei hij er ooit nog iets over?
Hij zei erover dat er ook een ongelofelijke moed voor nodig is
om niet te vluchten. En dat mijn komst hem bijna een hartaanval
bezorgde. Dat hij eigenlijk niet meer de kracht had om zulke
gevallen als ik aan te pakken naarmate hij ouder werd. Ik heb
dus het gevoel dat ik precies op tijd gekomen ben. Later werd
hij ziek. Hij zei: 'Ik heb geen kracht meer om mensen te overtuigen.
Als het je bevalt, blijf dan komen, misschien heb je er wat aan,
maar ik heb de kracht niet meer om mensen zoals hij' (en dan
wees hij naar mij) 'te overtuigen.' Ik ben hem zo dankbaar. Want
het laat alleen maar zien hoe groot mijn verzet was. Er moet
een evenredige kracht zijn die net iets sterker is dan jouw vreemdste
en sterkste verzet. Dat heb je nodig. Het laat zien hoe groot
mijn verzet was. En het laat zien hoe groot zijn kracht was.
En zijn vaardigheid. En daarom is hij voor mij dus de grote Satguru.
Het feit dat hij in staat was om de slimste afweer en ik
kan je verzekeren dat na 15 jaar me te hebben verdiept in dat
soort zaken mijn afweer uiterst geraffineerd en slim was,
maar voor hem moeilijk, ook al kende hij zijn pappenheimers.
Ik was echt een moeilijk geval. Daarom moest ik naar zo'n moeilijk
iemand natuurlijk. Het zegt veel over mij. Net zoals hij in het
begin zei dat het alles zegt over Frydman. Maar de vaardigheid
waarmee hij alle vluchtwegen van de leugen en de valsheid kon
afsluiten, heb ik nergens anders zo gigantisch groots gezien.
Ik ben natuurlijk niet overal geweest, maar bij Ramana Maharshi
smolt je gewoon. Dat was een heel andere manier. Bij Krishna
Menon kon het intellect niet standhouden bij zo'n gigantische
demontage, maar bij Nisargadatta was elke ontsnapping gedoemd
te mislukken. Mensen die kwamen om iets te halen of mensen die
dachten daar iets te kunnen brengen, stonden binnen vijf minuten
geestelijk gesproken naakt buiten. Ik heb daar heel veel mensen
in grote verschrikking weg zien lopen. Op een gegeven moment
was ik helemaal niet meer bang, omdat ik het gevoel had dat er
toch niets meer te verliezen was. Dus kan ik ook niet zeggen
dat het nou echt moedig van me was. Ik kan alleen zeggen dat
ik in zekere zin met hem in de aanval ben gegaan. En het leuke
was dat hij het ook heel erg waardeerde. Want hij stuurde wel
mensen weg, maar die gingen dan ook echt en kwamen meestal niet
meer terug en dan zei hij: 'Dat zijn lafaards. Ik heb ze niet
weggestuurd, ik heb dat deel van hen weggestuurd dat niet acceptabel
is hier.' En als ze dan weer kwamen, helemaal open, dan zei hij
er niets over. Maar tijdens dat gebeuren met mij vergaten de
mensen dat. Er was ook een dokter, een heel fijne man, die zei:
'Denk niet dat hij heel bruut tegen je is; je hebt er geen idee
van hoeveel liefde erin zit om dit met jou te doen.' 'Jajajaja,
dat weet ik wel,' zei ik, want ik wilde van niemand commentaar.
Tenslotte was dit waar ik voor gekomen was! Alleen de vorm waarin
het gebeurde, die was wel even iets totaal anders dan wat ik
ook maar in de verste verte had kunnen vermoeden. Maar nogmaals,
dat zegt meer over mij dan over Maharaj. En dat denk ik nog steeds.
Zijn methode was dus je het valse
als vals te laten herkennen, de onwaarheid als onwaarheid te
leren doorzien en daardoor tot waarheid te komen?
Ja. En dat ging dieper dan ik ooit had kunnen vermoeden. Het
denken was absoluut hulpeloos. Het intellect maakte geen schijn
van kans. Het hart was ook een valkuil. En dat is precies wat
er daar gebeurde. Dat is alles. En ik weet dat er na die dag,
21 september 1978, in mij nooit meer een greintje twijfel is
geweest omtrent deze kwestie en dat die autoriteit, dat gezag,
die authenticiteit, nooit meer de wijk genomen heeft, zich nooit
meer verplaatst heeft. Er is geen enkele autoriteit op de wereld,
in deze wereld noch in een andere wereld, die mij uit die Realisatie
kan stoten. Zo ligt het.
Heeft Maharaj gezegd dat je
na die realisatie iets moest doen?
Ik vroeg: 'Het is allemaal mooi, maar wat nu? Wat moet ik met
mijn leven?' Toen zei hij: 'You just talk and people will take
care of you.' En zo is het gegaan.
Ging je hem vaak bezoeken?
Verschillende keren. Zo vaak ik kon was ik daar elk jaar twee
of drie maanden. Tot de allerlaatste keer. En toen ik wist dat
ik hem nooit meer zou zien, was er ook helemaal geen verdriet
of zoiets. Het was gewoon zoals het was. Het was prima zo.
Deed hij tegen anderen ook zoals
tegen jou?
Niet zo intens en niet zo persistent.
Je krijgt wat je aangeeft?
Ja, dat is zo. In zekere zin deed hij dat bij iedereen, maar
als iemand heel gevoelig was, pakte hij dat toch anders aan.
Het scheelt natuurlijk of er een oudere non voor je zit of een
rebel zoals ik. Die er ook uitziet alsof hij wel iets hebben
kan natuurlijk. De laatste keer zei hij: 'He will be powerful
in Europe. He has the Knowledge. He will be the source of what
I am teaching.' En dan wees ie met die koplampen van ogen naar
mij. Dat is toch heel wonderlijk...
Het is nu tien jaar geleden en het lijkt een week. Ik heb in
de loop der jaren de woorden van hem leren waarderen. Waar ik
eerder vraagtekens bij zette, zie ik nu manifest worden. Eerst
dacht ik: zoals hij dit verwoordt is toch typisch Indiase conditionering,
maar het wonderlijke is dat alle adviezen die hij heeft gegeven
mij leerden me daaraan te houden. Ik heb me er ook een paar keer
niet aan gehouden en dat heeft altijd tot rampen geleid.
Zoals?
Hij heeft bijvoorbeeld tegen mij gezegd: 'Don't challenge the
Great Ones. Let them. Let them enjoy.' En ik moet zeggen dat
ik daar moeite mee gehad heb. Maar mijn rebelse karakter kennende
en dat heeft hij natuurlijk onmiddellijk gezien moest
hij me dat toch meegeven. En steeds als ik merk dat dat aspect
van mijn karakter zich wil uitdrukken, hoor ik zijn stem 'Don't
challenge the Great Ones.' Hij voorzag dat. Dat weet ik zeker.
En zo heeft hij nog een aantal dingen gezegd die zich ineens
kunnen aandienen. Dan hoor ik hem. En Wolter heeft dat altijd
gezegd. Hij zei: 'Na de zelf-realisatie zijn de enige woorden
die je bij blijven de woorden van de Guru. Al je kennis verdwijnt,
maar de woorden van de Guru blijven.' En ik kan nu bevestigen
dat dat waar is. Dat dat zo is.
Was Wolter ook een discipel
van Nisargadatta?
Nee, maar hij is er wel vaak geweest.
Ik heb begrepen dat jij het
Levende Onderricht, the Living Teaching, heel erg belangrijk
vindt. Geldt dat speciaal voor Advaita?
Het bezwaar van boeken over Advaita, met inbegrip van de vertalingen
van de woorden van Nisargadatta is dat er te veel kennis in wordt
gegeven. Dat is een bezwaar. Mensen zouden die kennis, en vooral
de kennis op het hoogste niveau, kunnen gaan gebruiken ter verdediging
en instandhouding van hun zelfbewustzijn. Dat maakt mijn werk
moeilijker. Kennis, spirituele kennis, kan wanneer er geen levende
leermeester bij is, opnieuw gebruikt worden voor het in stand
houden van het 'ik', van het zelfbewustzijn. The mind is tricky,
cunning. En ik spreek uit eigen ervaring! Want Advaita Vedanta
kan zonder een goede levende leermeester, een goede zeg ik, een
perfect zichzelf sluitend afweermechanisme zijn. Het kan een
plastic zak zijn die lekt aan alle kanten, maar je kan het lek
niet vinden. Je weet dat het niet klopt, maar het lijkt kloppend.
Voor het mentale gebied lijkt het kloppend, maar voor het gebied
van de Verwerkelijking klopt het niet. Dat is het gevaar in de
Vedanta. Mits er dus een goede levende leermeester beschikbaar
is, kan het geen kwaad. Maar blijf af van Advaita als er geen
leermeester voorhanden is! Mits goed begeleid, kan Advaita schitterend
zijn.
Bedoel je dat mensen dingen
zouden kunnen doen vanuit een zogenaamd 'weten' dat ze meer zijn
dan de inhoud van het bewustzijn? Dat ze er dus van uitgaan dat
de inhoud eigenlijk zonder waarde is?
Ja. Daarom wilde ik nooit boeken schrijven tot nu toe. Maar zolang
ik leef, zijn er Living Teachings. Als ik dood ben, kunnen ze
ermee doen wat ze willen, maar zolang ik leef, ben ik erbij.
Om corrigerend op te treden?
Ja.
Heeft de mens een ingebouwd
beschermingsmechanisme?
Op het niveau van de psyche is er een beschermingsmechanisme
waardoor je niet meer opneemt dan je aan kan, maar op een hoog
niveau heb je onherroepelijk vroeg of laat een leermeester nodig
die je bepaalde dingen zal moeten vertellen, die dingen moet
uitleggen omdat je anders gegarandeerd vastloopt. Wie geen levende
meester wenst, loopt vast.
Boeken zouden ertoe kunnen leiden
dat mensen geïnteresseerd raken en op zoek gaan.
Naar een goede leermeester van vlees en bloed. Levend!
Heeft Nisargadatta voorzien
dat jij je als Guru zou gaan manifesteren?
'Guru' vind ik een rotwoord, maar hij heeft wel gezegd: 'Many
people will seek your blessings.'
Je kon dus niet anders. Het ging
vanzelf.
Hij heeft gezegd: 'Het zaad is gezaaid, de seizoenen doen de
rest.'
Geldt dat niet voor iedereen?
Ja, maar sommig zaad valt goed en komt uit en ander zaad komt
niet op. Van een miljoen zaadcellen bereikt er maar een het eitje.
Bij Nisargadatta werden ook bhajans
gezongen en bepaalde rituelen gedaan. Vooral voor de Indiërs.
Deed jij daar ook aan mee?
Ik heb er tweemaal aan meegedaan. De bhajans vond ik wel apart
...
Wat is het doel daarvan?
Het zingen van bhajans heeft een louterend effect op lichaam,
denken en voelen zodat de Kennis manifest kan worden en een plek
kan vinden. Ik heb er geen behoefte aan, maar ik zie wel dat
het zingen sociaal en emotioneel soulaas biedt en dus ben ik
er niet tegen. Verder werd er prasad uitgedeeld en arati gedaan.
Wat is arati?
Een vorm waarbij met vuur gezwaaid wordt en waar kamfer verbrand
wordt. Kamfer is het symbool van het ego. Dat brandt en daar
blijft niets van over. Net als er bij zelf-realisatie niets van
het zelfbewustzijn over blijft. Het is een mooi ritueel. Het
maakt je attent op allerlei dingen. Er wordt met vuur gezwaaid
ter hoogte van je ogen opdat wat je ziet mooi mag zijn; bij je
oren opdat wat je hoort zuiver mag zijn en ter hoogte van je
mond opdat wat je eet zuiver mag zijn. Het is hindoestaanse symboliek
die in India zo ingeburgerd is dat het meestal tot vervlakking
en allerlei gewoontehandelingen is verworden. Als symbool vind
ik het wel wat hebben, maar westerlingen moeten zich daar niet
aan wagen tenzij ze de symboliek helemaal doorzien. Het zingen
van AUM vind ik goed, dat werkt, dat zijn wetmatigheden. Het
werkt voor het louteren van lichaam, denken en voelen, zodat
de Kennis waar het om gaat manifest kan worden en een plek in
je leven kan vinden.
Volgde Nisargadatta een bepaalde
traditie?
Nou en of! De Navdath Sampradya*. De traditie van de Negen Guru's.
De eerste was Jnaneshwar (Jnanadeva) uit de 13e eeuw, die op
z'n twintigste tot zelf-realisatie kwam en ook op die leeftijd
stierf. Nisargadatta was de negende.
Ben jij de tiende?
Nee. Ik noem Maharaj altijd 'de laatste der Mohikanen'.
Toch heb je het altijd over de
Traditie.
Ik werk volgens een traditionele achtergrond omdat daar een ervaring
ligt van duizenden jaren onderricht. En onderricht dat werkt!
Ik heb de Traditie leren waarderen. Ik ben eigenlijk helemaal
niet traditioneel, maar in mijn hart ben ik een traditionalist.
Als ik het heb over 'de traditie' dan bedoel ik de traditie van
de Advaita zoals die manifest geworden is in de Navdath Sampradya.
Wat is het belang van traditie?
Het belang van een traditie is
net als met vioolspelen, dat je voorgangers hebt gehad die het
op een bepaalde manier gedaan hebben waarvan je weet dat het
werkt. Maar veel tradities zijn doodlopende tradities geworden,
omdat ze niet meer werken. Daarom zie je altijd vernieuwers zoals
een Boeddha, een Krishna, Krishnamurti, Ramana Maharshi in zekere
zin, Bhagwan (Osho) en Nisargadatta. De manier waarop Nisargadatta
het zei was toch weer heel anders dan zijn Guru het zei en de
manier waarop het hier manifest wordt, is toch weer heel anders
dan bij Nisargadatta. Het gaat om de 'essentie'. Zoals bewustzijn
wordt overgedragen door middel van seks, zo wordt verlichting
overgedragen door de Guru.
Heeft Nisargadatta jou die traditie
geleerd?
Je kunt een traditie niet leren; je kan alleen tot zelf-realisatie
komen. En dat is wat er gebeurd is. Ik weet wat ik weet. Klaar.
En dan is er een traditie geboren?
Ja, precies, je zegt het heel goed.
We zijn nu bezig met het boek
'Zelf-realisatie'. Hoe vind je dat boek?
Het is geen makkelijk boek. Het is geen makkelijke bedgenoot.
Op de een of andere manier heeft
het vertalen veel voor mij gedaan.
Jij bent al heel lang bezig met deze zaken, dus het lezen in
een vrij directe vorm van de woorden van Nisargadatta moet een
effect hebben, maar zelfs jij vond het een moeilijk boek. Het
thema van het boek wie was je vóór de conceptie,
voordat lichaam/denken/voelen erin kwam en vóór
de vorming van woorden in de geest begon is nou niet bepaald
eenvoudig te noemen, maar na herhaaldelijk lezen en met elkaar
praten en allerlei andere dingen, wordt een en ander toch duidelijk.
Het moet verteerd worden?
Ja, vooral het verteren is van belang. Je kan wel een hoop eten,
maar het moet ook verteerd worden.
Zag je hem ook nog wel gewoon,
overdag, zoals hier in de keuken?
Hij woonde in dat huis en iedereen ging naar zijn hotel of naar
familie of naar vrienden of logeerde bij de tolken/vertalers.
Er bleef ook altijd wel iemand in huis om een beetje voor hem
te zorgen, maar iedereen ging gewoon zijns weegs. Er was geen
sprake van een ashram in de gebruikelijke zin, een verzorgingsinstituut,
een soort leger des heils voor zoekers. Geen sprake van.
Hoe was hij tussen de bedrijven
door?
Wisselend, van uiterst vriendelijk tot knorrig.
Vond je hem een aardige man?
Geen seconde over nagedacht.
Zou je zijn vriend willen zijn?
....
Dat kan niet?
Nee, rare vraag.
Vind ik niet; je kan toch zeggen
'hij is mijn Guru maar als mens, als persoon' ... als je hem
tenminste nog als persoon zou kunnen beschouwen?
Een kanjer gewoon, maar ja, daar is geen zinnig woord over te
zeggen.
Dat geloof ik niet.
Echt niet.
Heb je weleens met hem gegeten?
Ja.
Heb je weleens met hem naar
muziek geluisterd?
Nee.
Heb je weleens gewoon met hem
gebabbeld over koetjes en kalfjes?
Ja.
Hoe was dat?
Gewoon, zoals met jou.
Vond je dat eng?
Nee.
Nooit? Ook niet in het begin?
Nee.
Had hij een gewoon huiselijk
leven?
Ja.
Was hij getrouwd?
Ja. Hij had kinderen.
Hoe was hij als vader?
Streng.
Hoe was hij als echtgenoot?
Weet ik niet want zijn vrouw was dood.
Had hij vriendinnen?
Nee.
Sprak hij weleens over seks?
Nee, nooit.
Wat deed hij in zijn vrije tijd?
Hij had geen vrije tijd. Al zijn tijd werd besteed aan de 'talks'.
Of hij sliep of hij wandelde of hij keek naar buiten. En hij
rookte een beedee-tje.
Hoe vond hij het om ziek te
zijn?
Vond hij niks van. Is gewoon iets van het lichaam, een aardigheidje.
Hoe was zijn houding ten aanzien
van vrouwelijke 'zoekers'?
Voor Indiase vrouwen was het mond dicht en luisteren. Geen vragen
stellen. Tenzij ze erg dapper waren, dan stond hij ze wel toe
vragen te stellen en gaf hij antwoord. Westerse vrouwen gaf hij
gewoon antwoord, zoals bij de mannen. Maar bij Indiase vrouwen
was hij heel traditioneel: 'just keep quiet.'
Had hij een of andere hobby?
Nee.
Hoe dacht hij over Bhagwan (Osho)?
Verschillend. Ligt eraan wie de vraag stelde.
Nou ja, je wil niet meer. Ik geef
't op.
(lacht en zet de microfoon uit.)
[©belle bruins, 1988]
* Reactie van Philip Renard over
de Traditie van de Negen Guru's in het interview met Alexander
Smit uit 1988, van Belle Bruins in Amigo #2 2001.
De traditie (sampradaya) wordt
Nav Nath sampradaya genoemd, naar de negen naths, een bepaald
soort volleerde yogi's uit het noorden, waarvan ze in Maharashtra
een eigen versie ontwikkelden. Dus bepaalde namen gingen van
de lijst af, en Marathi-types gingen erop. Dit was voor de tijd
van Jnaneshwar. Zijn broer was volgens de verhalen een leerling
van een leerling van Goraksha Nath, die op vrijwel alle lijsten
als een van de negen wordt genoemd. Wat de negen naths interessant
maakt is dat ongeveer zes ervan ook in de boeddhistische tantra
erkend zijn als maha-siddha's. Dus in de Tibetaanse Kagyu-school
(van bv. Trungpa) staan die op de lijst van 84 siddha's. Op het
plaatje zie je de Maharashtra-versie, waar ze de negen verbinden
met Dattatreya, die op de achtergrond te zien is. Het idee dat
Nisargadatta de negende zou zijn, en eventueel onze vriend de
tiende, is tamelijk ver weg van de waarheid. Overigens zijn er
maar een paar elementen van wat NavNath inhoudt (een tantra-achtige
benadering) daadwerkelijk terug te vinden in de traditie zoals
die zich in de loop van de tijd heeft ontwikkeld. De traditie
zoals ik die althans heb aangetroffen in de buurt waar Siddharameshwar
leefde, was voornamelijk een bhajan- en naam-zeggende, devotionele.
Siddharameshwar heeft tamelijk revolutionair het jnana-element
erin gebracht.
Philip